Misschien moet ik je vertellen over het gezicht van klei. De eerste keer dat ik ’m zag, schrok ik me kapot. Ik klauwde om me heen, klaar om te vechten of te vluchten. Het gezicht was uit het niets opgedoken, gemonteerd op een willekeurige nek. Niet dat het echt horror was – eerder sereen –, maar ik flipte er stevig van. Die gesloten ogen. Die half uit de mond hangende tong. Dat met gruis bepoederde haar. Inmiddels ben ik erop bedacht en lukt het me rustig te blijven. Mijn brein speelt spelletjes met me, dat weet ik. De truc is niet mee te spelen. En kijk, daar zit-ie, tegen een palet noedels, bewegingloos, zoals op de foto’s die ik maakte. Zie je? Knipper nu es met je ogen.
Adios, gezicht van klei.